U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dag"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 341 - 360 van 500
- prutten: De koffiepot stiet de hiele dag te prutten (Dwingelo)
- put: As Pinkstern en Paoschen op iene dag komp of: as de putte in de pareboom hangt
- raomen I: Hij har de hele dag zo hard eraomd dat e 's aovends schoon an het einde was (Hijken)
- raozen: Ik heb de hiele dag op de zolder liggen te raozen (Sleen)
- ratelschellig: Zoas die jongen de hiele dag dwingen könt, daor zuj ratelschellig van wurden (Koekange)
- rechtstreeks: IJ kunt er niet zo rechtstreeks met veur den dag kommen (Oosterhesselen)
- regenachtig: Het was weer zo'n regenachtige dag; ie kunden weer niks doun (Barger Oosterveld)
- reizen: Hij reist de hiele dag an
- reserveren: Hij reserveert wat veur de olde dag (Meppel)
- ribbe: De koene kriegt elke dag 6 ribben koeke (Padhuis)
- rikken I: Wij gaot rikken, het is morgen weer vro dag (Hollandscheveld)
- robuust: Hie komp zo robuust veur den dag
- rol: De volgende dag kuj nog zien dat ze de aovend van te veuren flink an de rol west waren
- Rome: is niet op ien dag bouwd (Borger)
- rommel: Bij de grote schoonmaok kwam heel wat rommel veur de dag
- rond I: Die hef daor de heeile dag wat ronddoold (Anderen)
- rondhangen: Zie hungen daor de heile dag wat rond (Schoonlo)
- rondoet: Hie kwam er rondoet met veur den dag (Eexterveen)
- rötten I: Die vent lig de hiele dag te rotten (Hoogeveen)
- rouwen II: Een kou kan ieder uur van de dag begunnen te rouden (Peize)