U zocht voorbeeldzinnen met daarin "een"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 341 - 360 van 500
- angaon II: Hie döt net of hum alles angeeit, mor hie hef een koppel verbeeldings (Eext)
- angaon II: Het gung in vrogger jaoren niet an dat een arbeidersvrouw met een golden ooriezer leup (Borger)
- angeboren: Het is een angeboren aord, hij kletst net as zien va (De Wijk)
- angeboren: Dat is een angeboren gebrek (Beilen)
- angeboren: een angeboren ofwieking (Grolloo)
- angeboren: Dat is ok een aangeboren schoonheid!
- angel I: As een bije je stek verlös hij zien angel, mar een wapse stek wel vaker (Koekange)
- angel I: Een angel van een imme meuje der veurzichtig oetstrieken (Nieuw Schoonebeek)
- angel I: Wat een een angel van een vent (Gieterveen)
- angel I: een angel van een maai (Hoogeveen)
- angel I: Ik heb een angel in het oog (Exlo)
- angel I: Een mooi jurkien, blauw mit een gries angeltien (Diever)
- angel I: Daor zit een mooi angelie deur (Anloo)
- angel I: Det peerd hef een wit angeltien
- angel I: Der ligt een mooie angel op
- angel I: een mooie angel over de hoed (Een)
- angel I: zit een kwaoie angel in (Padhuis)
- angel I: Der zit een verkeerd
- angel I: Hie hef een angeltien van zien moetje (Buinen)
- angel I: Hij het er wel een angel van