U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kommen"
Resultaten 341 - 360 van 500
- schandalig: Wij bint vannacht schandaolig laot in hoes kommen (Borger)
- scharreln: Hie scharrelt der tegen um an de kost te kommen (Emmen)
- scharreln: Die meinsen hebt al jaoren scharreld um rond te kommen (Hooghalen)
- schatten: Vandaag kommen ze de biest schatten (Borger)
- schatter I: De schatter möt nog kommen; haol de koe mar even op de stal, dat is wal zo makkelijk (Oosterhesselen)
- scheling: Hij hef scheel, hij kan nich kommen (Barger Compascuum)
- scheuren: Ik mus er tegen scheuren um tegen de wind in te kommen (Sleen)
- schikking: Ze hebt het lang met mekaar in het harnas had, mor ze bint toch tot een schikking kommen (Nieuw Dordrecht)
- schip: Hij is tusken de waal en het schip terechte kommen (Roderwolde)
- schip: Zie bint in één schip kommen
- schoefraam: Zij leut de jong deur het schoefraom kommen (Roswinkel)
- schoemspaon: Rond 1920 is de schoemspaon in Slien kommen (Sleen)
- schoeven: Hij mus der aordig tegen schoeven um veuroet te kommen
- schraphakken: Hie mus er tegen schraphakken um veuroet te kommen (Sleen)
- schrappen: Die hebt er tegen schrapt um zowied te kommen (Sleen)
- schrip: De scheuvelloper kon neit an de schrip kommen
- schrip: Ik kan neit te schrip kommen
- schrippen: Ik mout er tegen schrippen om op tied te kommen (Zeyen)
- schuw: Ik kon nich bie dei hond kommen, dei was zo schouw (Barger Compascuum)
- sjabbeln: Je moet er tegen sjabbeln um rond te kommen (Rolde)