U zocht voorbeeldzinnen met daarin "met"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 341 - 360 van 500
- beplanten: Zie hebt dat stuk grond met stroeken beplant (Gasselte)
- beschonigen: De kleinste jong moej wat beschonigen met 't wark (Borger)
- beschrieven: Ze hebben de hele mure van de schoele beschreven met leuzen (Erica)
- beschusseln: Dat hiele geval hebt ze maor met een paar man beschusseld (Emmen)
- beschutenkörf: Zie löp met de beschutenkörf. Daor zit beschuut en tweibak in (Sleen)
- beschutenkrummel: De hiele vloer lag vol met beschuutkrummels (Klazienaveen)
- beseibeln: Zie hebt hum met die sik lillijk beseibeld (Balloo)
- beslaon: Hie is met peerd hen beslaogen (Gasselte)
- beslaon: Het wicht hef 't gat met gold beslagen
- beslaon: Die möt het aaid met de gek beslaon
- besmeren: Een plakkien ontbijtkoek besmeren wij altied met botter (Coevorden)
- besnirken: Hij wol hom met een fietspomp vol waoter besnirken (Roderwolde)
- besodemietern: Hie hef mij met die drachtige mot besodemieterd (Sleen)
- bessem: Den zuj wat met de bessem geven (Padhuis)
- best II: Ze kwamen nog best met een naovordering (Dalen)
- bestek: Ik heb het met die kèrel in 't bestek
- bestoppen I: Bestoppen gebeurde met roegte, bente etc. en daor weurden bonken bovenvene tegen angooid (Coevorden)
- bestoppen I: gebeurde met bolster (Elim)
- bestraoten: De banderhook was bestraot met vlinten en keistienties (Beilen)
- bestrieken: Dat zwien hef loezen, ij moet hum is bestrieken met pietreulie (Sleen)