U zocht voorbeeldzinnen met daarin "nooit"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 341 - 360 van 500
- opbargen: Hie baargt zien zundagse gooud nooit op (Balloo)
- opdrillen: Det gaoren is veul te stief op edrild, daor kuj nooit gien mooi breiwark van maken (Koekange)
- opgaster: Mien va was aaid opgaster, die mèeide nooit (Sleen)
- opgeven: Ik geve het nooit op, ik zette deur (Meppel)
- opgeven: Ie meut de hoop nooit opgeven (Barger Oosterveld)
- ophissen: Die jong maj wal wat ophissen, aans krig e nooit gien meid (Hijken)
- opjutten: Dai baos van ons het nog nooit anders daon as opjutten (Valthermond)
- opkriegen: Dat eten, dat krig hij nooit op (Zwinderen)
- oplepeln: De brij wordt nooit zo hiete op elèpeld as ze op eschöpt wordt (Hoogeveen)
- opsluten: Die kèrel, die mussen ze opsluten en nooit weer löslaoten (Sleen)
- opvreter: Het is een opvreter. Het is net of e nooit zat wordt (Sleen)
- overbliever: Een overbliever is een meid, die nooit etrouwd is (Zuidwolde)
- overkriegen: Dat krigs doe nooit heil over (Nieuw Schoonebeek)
- overlappen: Zij zult het wel nooit iens wurden, det is niet te overlappen (Koekange)
- padloper: Daor hej die padlopers ok weer. Nooit zeei ze in of bij hoes (Eext)
- pak II: Hij is zo dikke, bij het frosseln kuj nooit gien pak an hum kriegen (Hoogeveen)
- pèerdetand: *Een peerdetaand en een vrouwenhaand magt nooit stille staon (Hoogeveen)
- pèerdetop: Een peertop in het laand wordt nooit weer van vreten (Eext)
- peilen I: Ik kan die man niet peilen, ik leer hum nooit kennen (Oosterhesselen)
- penning: Oenze hond hef wel een penning, mar hij hef hum nooit umme (Ruinerwold)