U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wicht"
Resultaten 341 - 360 van 376
- verlekkerd: Hie is verlekkerd op dat wicht (Oosterhesselen)
- verschiening: Dat wicht, dat was een knappe verschiening
- versieren: Op die dansaovend hef hij dat wicht versierd (Weerdinge)
- verslag: Hie hef nog verslag met dat wicht (Weerdinge)
- verslinden: Oes wicht verslindt boeken (Westdorp)
- vertaperd: Een vertaoperd wicht
- verzeggen: Het wicht was al verzegd
- verzeugen: Van een eelsk wicht zeg wij: dat is een verzeugd ding (Gasselte)
- vetweide: Dat wicht mot in de vetweide, dat is ja zo'n spicht
- veur II: Hie hef dat wicht anpakt; ze gaf er anleiding veur
- veur II: Hij was zo gek op dat wicht, het was de heile dag Annie veur en Annie nao (Barger Compascuum)
- veurloper: Toen ze trouwden, har dat wicht al een veurloper, ...veurkind (Hooghalen)
- veurvort: Hie kan der niet veurvort, hie mut dat wicht nimmen
- vinnig: Hie is nogal vinnig op de centen, ...op dat wicht, ...op slaot (Sleen)
- vlecht: Dat wicht had de vlecht tot op het gat hangen (Sleen)
- vlietig: Het is een vlietig wicht, der is niks op an te marken (Padhuis)
- vlooien: Hie zat de hiele aovend um dat wicht toe te vlooien, mor of e der verkering met hef, wee'k niet (Sleen)
- voddekat: Dat wicht is een vorrekat (Roderwolde)
- vrogwies: Dat wicht is vrouwies (Nieuw Schoonebeek)
- vrouwelijk: Dat wicht zit niks gien vrouwelijks an (Zwinderen)