U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hond"
Resultaten 361 - 380 van 478
- schildwacht: Die hond van de buren zet net een mooie schildwacht veur onze stoepe (Elim)
- schobbejak: As die schobbejak der weer ankomp, moej de hond der op ofsturen (Eext)
- schobbig: De hond is zo schobbig, hie kun wel vlooien hebben (Drouwen)
- schoegeln: De hond schoekelde aal om mie tou (Valthermond)
- schoemer(d): Een löslopend hond is ain schoemerd (Valthermond)
- schooien: Dei hond krig zat te vreten, man nog zit e altied te schooien, ...hugen (Barger Compascuum)
- schooier: Wat is dat een schooier, die hond (Wijster)
- schrokkerig: Dei hond vret zo schrokkerig, het liekt wal of hij alles zo heil deurslok (Barger Compascuum)
- schuren: As die hond jeuk hef, schuurt e langs de stoel (Coevorden)
- schurftig: Die zwarver krig aoveral ofjacht as een schörftige hond (Ruinerwold)
- schuw: Ik kon nich bie dei hond kommen, dei was zo schouw (Barger Compascuum)
- siep I: Een siep is hier de hond van de scheuper of een kleine straothond (Hoogeveen)
- sjachel: De hond is an de sjachel
- sjankern: Wat hef die hond toch te sjankern? (Geesbrug)
- sjankern: As het hiel hard giet, dan begunt de hond nog wel ies te sjankern, mar a'k dan maor zegge: Koest Bel
- sjantern: De hond was allennig in hoes en dee niks as sjaantern (Eext)
- sjittern: Die hond staait daor te sjittern (Roden)
- slakken: De hond is an het slakken (Roderwolde)
- slakken: De hond slakt water (Nieuw Schoonebeek)
- slecht: Hij is zo slecht as een hond (Schoonebeek)