U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mooi"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 361 - 380 van 500
- gezang: Wat hew een mooi gezang bij hoes
- gezang: Die hebt het mooi in het gezang (Mantinge)
- gezèei: Deksel, Harm, wat hej daor een mooi gezei (Beilen)
- gezèeide: Wat lig dat gezèeide der mooi bij (Sleen)
- gezegde: Dat was een mooi gezegde van hum
- gezelschap: Ik kan je mörgen wal anhalen hen 't mark, dan kuw mooi gezelschup an 'nkander hebben underweg (Sleen)
- gezicht I: Hie woont mooi, hij hef het gezicht op het water (Broekhuizen)
- gezicht I: Het is een mooi gezicht, aj daor henkiekt (Zwartemeer)
- girrelachtig: De kuunstmes was mooi fien, mooi girrelachtig (Havelte)
- gissing: Op papier har e alles mooi regeld, mor het leup toch maal oet 'n gissing (Eext)
- glaanzen: Het kamnet was zo mooi opvreven, het glaansde het oet (Eext)
- glaanzen: Ze haar mooi glaanzend haor (Roderwolde)
- glaanzig: Onze katte hef zo'n mooi glaanzige vacht (Noordscheschut)
- glad: Ze harren mooi glad vuur in de kachel (Pesse)
- glee II: Wij bint al een mooi op glee met dat wark. De erpel er nog in en dan biw klaor
- glee II: Wie koomt al mooi op glee (Barger Compascuum)
- glèeien: Die steenpoeste begunt mooi te gleien
- glèeien: Mit mooi weer kan de straote in de verte ok zo glèeien (Hollandscheveld)
- glemen: Hol hom in de gaoten, hij kan zo mooi gleimen (Vries)
- glien: Hai zat aordig schaif op fietse, maor hai is mooi in 't sloot gleden (Valthermond)