U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mot"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 361 - 380 van 500
- opladden: Dei sloot mot nog oplard worden (Barger Oosterveld)
- oplang: De oplangen binnen zo vermeurd, dat mot verneid worden (Vries)
- oplevern: Dat spullegien mot nogal heel wat opleveren (Hijken)
- opmarken: Dat mot hij wel opmarken, dat is zo dudelijk as wat (Anloo)
- opnimmen: Dat bultien mot moej nog even opnimmen (Oosterhesselen)
- opnimmen: Hij mot tied opnimmen bij het scheuveln (Exlo)
- oppeuzeln: Mot hij die dikke kalkoen allennig oppeuzeln? (Eext)
- oproegen: De meulensteine mot oproegd worden (Emmer Erfscheidenveen)
- oproepen: Hie wordt oprooupen; hie mot in hoes kommen (Eext)
- oprumen: De wilde haover mot opruumd worden
- opschikken: Hij mot zuk nog wat opschikken (Barger Oosterveld)
- opschildern: Het hoes mot neug opschilderd worden (Nieuw Schoonebeek)
- opspaoken: Het rad mot opspaokt worden, het zit los (Barger Oosterveld)
- optrekken: De mot trekt het zog op (Emmen)
- opvlechten: Veurdat het peerd opvlochten wordt, mot de maonenkam deur de maonen (Eext)
- opvlechten: Die staart mot nog opvlöchten worden (Gasselte)
- opvoordertien: Een opvoordertien is een bikkien, dat bij de mot over is (Oosterhesselen)
- opvulstuk: Der mot een opvulstuk in dizze paol, dan kan e wel weer met (Eext)
- opwallen: De modder mot opwallen (Borger)
- opzetten: Ik mot neudig de eerpels opzetten