U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wicht"
Resultaten 361 - 376 van 376
- weten: Het wicht wil niks meer van hom waiten
- wicht I: Ze hadden al drei jonges en noe hebt ze een wicht (Barger Oosterveld)
- wicht I: Dat wicht moet een zwaorder bit anhebben
- wicht I: Hij zit in de pinarie, zien wicht zit bie het jong
- wicht I: Jan is hen het wicht (Hijken)
- wicht I: Hij het al een schoffie met dat wicht lopen
- wicht I: Jan het ain hartstikke laif wichie an touw. Hai is mit Wiekster Maark bie dat wicht kommen (Valthermond)
- wicht I: Och wicht, dat moej zo niet doen (Sleen)
- wichtergenaode: Bij wichtergenade kneep een wicht iene in de nak en zee: Genade, sucade, citroen (zeg:) Ik zal het n (Padhuis)
- wisseln: Ik heb nog noeit een woord met dat wicht wisseld (Emmer Compascuum)
- zedig: Dat is een hiel zedig wicht, der komt gien onvermeugen woord oet (Weerdinge)
- zied: Hij wol dat wicht geern an zied hebben
- zolder: Dat wicht hef het haor op zolder
- zoor: Een zoor ding is ok een wicht, woor niks bijzit (Sleen)
- zuuties: Zuuties en zachies, want het wicht is nog jong
- zwartkop: Dat wicht is een zwartkop