U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zet"
Resultaten 361 - 380 van 424
- vetkom: Zet het vetkommegie mar op taofel (Ruinen)
- veuroetgang: Hij lig al enkele weken. De dokter zet nog gien veuruutgaank (Ruinerwold)
- veurtiedig: Zie hebt hum veurtiedig an kaant zet (Oosterhesselen)
- vleistobbe: Het vlaais wui in het zolt zet in de vlaaistobbe (Roderwolde)
- vliegen: Die zet alle veugelties vliegen
- vogel: Die zet alle veugelties vliegen (Hollandscheveld)
- voorlok: Ik maak die petriezen voorlok en met drie dagen zet ik strikken (Sleen)
- vosbles: Hij haar zien zinne op de vosbles zet (Hijken)
- vraogtieken: Zet daor mar een vraogteken bij
- vreten II: Zet het peerd maar èven an de leide, dan kan hie ok èven vrèten onder het schoft (Hollandscheveld)
- vrucht: Die oetschieters in de bieten moew der eerdaags wal oethalen, anders zet het gien vrucht (Padhuis)
- vul: Wie hebben het vooltje in het enterhok zet (Emmer Compascuum)
- vuurgat: Zet ketel maor op het vuurgat (Sleen)
- wagenhok: Zet de hark en de schöp mor in het waogenhok (Balloo)
- wagenknecht: Zet de waogenknecht er mor under, dan kan ik het rad er zo oetpakken (Drouwen)
- wasketel: Zet de wasketel mar op het bokkien (Oosterhesselen)
- wasteil: Zet de wasteile maar op het bokkie (Dwingelo)
- wechte: Zet het man op de wechte um het te wegen (Barger Compascuum)
- weefraam: Zet het scheergaoren mar op het weefraam (Zweelo)
- windschut: Zie zet een windschut op de houk van het hoes (Gieten)