U zocht voorbeeldzinnen met daarin "Assen"
Resultaten 21 - 29 van 29
- novembermark: Wij gungen vaok hen Assen, hen de novembermaark (Eext)
- ofkitsen: Het is hier wel lukt, mor het is mij in Assen ofkitst (Sleen)
- onnibus: Van Assen naor Beilen leup vrogger een onnibus met een peerd der veur (Hijken)
- opleggen: Assen opleggen
- provinciehoes: Het provinciehoes in Assen (Eelde)
- tugen I: Mor ij tuugt zaoterdag mor is hen Assen en bekiek de booul mor is (Eext)
- vast: Hij had te Assen een vasten wal
- vellenbreds: Je had vroeger in Assen twee vellenbreds
- wagenbeun: Wij zult met de wagenbeun anmoeten, want wij komt er met de assen op (Oosterhesselen)