U zocht voorbeeldzinnen met daarin "aap"
Resultaten 21 - 30 van 30
- aap: Hij hef het laand good verkocht, hij hef de aap binnen (Hooghalen)
- aap: Een goeie aap vangen
- aap: De aap uut de mouwe kieken
- aap: Al drag een aap een golden ring, het is en blef een lelijk ding (Zweelo)
- anspreken: Doe ik hum goed anspreuk, kwam de aap oet de mouw (Zwiggelte)
- koddig I: Het was een koddig gezicht, die aap op dei fietse (Barger Oosterveld)
- mouw I: De aap komp oet de mouw (Schoonebeek)
- neisgierig: as een aap (Meppel)
- toeverdaans: Zo toeverdan kwaamp de aap uut de mouwe (Zuidwolde)
- underrok: Dei aap har een onderrok an (Barger Oosterveld)