U zocht voorbeeldzinnen met daarin "alle"
Resultaten 21 - 40 van 341
- anschrieven I: Ie moot alle leden anschrieven (Diever)
- ansteken: Alle appels waren anstoken (Roden)
- anvatten: Laow mar even mit alle man anvatten, dan houw het zo klaor (Ruinerwold)
- aold: Zo tussen aold en nei weej haost niet waj alle dagen op de taofel zetten moeten
- as II: As alle assen in zee vullen, wat zul dat een plomp geven (Sleen)
- bambèer I: As die bambèer je in handen krig, die brek je alle botten (Sleen)
- bedeltien: Alle bedeltjes waren van zulver (Emmer Compascuum)
- bedoen: In het ziekenhuus hej kaans dat ze oe van alle kaanten beklopt en bedoet (Uffelte)
- bèenzeln: Het was alle dagen bèenzeln, zij zaten der altied tut de oren in het wark (Ruinerwold)
- begaonigheid: Deei begaonigheid met alle ellende in de wereld is bij paartie mensen wel groot (Eext)
- begun: *Alle begun is muilijk (Hollandscheveld)
- behulpzaam: Alle buren wilt hum wel behulpzaom wezen (Balloo)
- bekalken: De kwaojongs hebt alle muren bekalkt (Oosterhesselen)
- bekloppen: De dokter beklopt hum van alle kanten (Zweelo)
- beliedenis: Met een paar weken wilt alle, die op de beliedeniskezaozie gaot, beliedenis doon (Beilen)
- beloeren: Wij zit zo dicht op de straot, dat ze oes van alle kanten beloert (Odoorn)
- beruken: Die koe bereuk dat kalf van alle kanten (Sleen)
- bespuiten: Alle vruchten wordt tegenwoordig bespoten (Barger Oosterveld)
- bewaardelen: In de boermarken bint vroouger alle aarven met één vol gebroeksrecht bewaordeeld (Eext)
- bezunderheid: Hij hef oes alle bezunderheden verteld (Sleen)