U zocht voorbeeldzinnen met daarin "arg"
Resultaten 21 - 40 van 163
- bieterig: De muggen bint vandage arg bieterig, der kan wel ies onweer komen (Broekhuizen)
- bijbrengen: Die jonge is niet arg haandig, wij moet hum nog hiel wat bijbrengen (Uffelte)
- birserd: Ene, die arg drok in de wèer is wordt een birserd enuumd (Stuifzand)
- bladgruunte: Bij het koken kan bladgruunte arg inslinken (Wapserveen)
- bont II: Hij maakt het wel arg bont (Geesbrug)
- branschern: Wat branscherde die kerel, het was arg
- comfortabel: Het was der niet arg comfortabel (Hollandscheveld)
- delig I: Die schoeljongen bint tegenwoordig arg delig (Uffelte)
- dellig: Dat stok laand is arg dellig (Broekhuizen)
- doesien: As een vrouwe niet arg hemmel is, dan is het een smerig doesien (De Wijk)
- doezen II: Hier wordt zegd: het doest arg, as het arg trilt (Nieuw Dordrecht)
- doktersdrank: Doktersdraankies bint mangs arg bitter (Borger)
- donker II: Wat kiks do jao donker oet, do bist, dunk mij, niet arg in dien humeur (Schoonebeek)
- dròk: Hij is arg drok op dat maagie (Hoogeveen)
- duge: Nao dat ongeval was e arg duge (Ruinen)
- duus: Arg scharp is ze niet, het is mij zo'n deusie (Hoogeveen)
- egaal: Wij hadden er gien arg in, maor het was egaal donkerder worden (Noordscheschut)
- flarde: Gertie was een flarre van 'n meins, daor haar Jan het niet arg met tröffen (Hijken)
- flarterig: De stront is arg flarterig
- flodderachtig: Dende kan niet best in hoes zitten, ze is arg flodderachtig (Nieuw Dordrecht)