U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bar"
Resultaten 21 - 36 van 36
- neilaotig: Die kerel is bar neilaotig, die wil alles weiten (Barger Oosterveld)
- nieds: Hij gaf een bar nieds antwoord (Nieuw Dordrecht)
- nog: Het is tegenwoordig nog mar bar kaold (Oosterhesselen)
- nop: Hij is bar in zien noppies met de arfenis (Oosterhesselen)
- onbestendig: Het is bar onbestendig wèer (Buinen)
- ongeregeld: Die erpel staot bar ongeregeld (Sleen)
- ongezellig: Het was bar ongezellig bij dat volk in hoes (Exlo)
- rafeln: Dat is zukke holle stof, die rafelt bar (Oosterhesselen)
- snuk: Het is niet gevaorlijk, mar bar lastig, aj de snuk hebt (Oosterhesselen)
- staking: Het is op het moment ain bar slechte zaok met al dai staokings (Gieterveen)
- stamsteken: Sommigen waren der bar handig met stamsteken as de erpels oet de grond mussen (Borger)
- tirrig: IJ moet aaid oppassen, wat aj zekt, want die man is bar tirrig (Oosterhesselen)
- toegaon: Het gung der nogal raar toe, het was er niet bar tumig (Sleen)
- vertrek II: Dat hoes hef hielwat vertrekken, het is bar hokkerig (Buinen)
- vrijzinnig: De vrijzinnigen bint niet bar kerks (Weerdinge)
- weerglas: Het weerglas staat bar slecht (Eelde)