U zocht voorbeeldzinnen met daarin "beiden"
Resultaten 21 - 40 van 53
- kaold: De man har tweei kinder en de vrouw har tweei kinder, beiden bint trouwd en noou bint de kinder 'kao (Eext)
- karfzaag: Met de kaarfzaog zaog wij een boom met 'n beiden deur en wij trekt elk an een kaant, zeg de stelmaok (Eext)
- keet: Die beiden die hebt ok weer keet, het is daor altied keet (Klazienaveen)
- kiek I: Die beiden begriept mekaar oet de kiek (Sleen)
- klikken: Het klikt niet te goed tuschen die beiden (Sleen)
- kommen: Ik zee het er nog niet van komen, dat die beiden gaot trouwen (Diever)
- kuiern I: As het schier weer is, gao wij vaok 'n èendtie kuiern met zien beiden (Eext)
- lösloperij: Het zal wel gien paer worden; het is, dunkt mij, mor wat lösloperije tussen die beiden (Diever)
- maandeboel: Hebt die beiden ruzie aover de stège? Ja, maandeboel is schaandeboel (Ruinerwold)
- moetje: Het was tussen die beiden een mutten (Pesse)
- ofkundigen: Die beiden bint vanmorgen in de kerke ofkondigd
- ofrastering: Wij hebt een goeie ofrastering tussen beiden (Anderen)
- overleg'gen I: Naor dat wicht hoej niet hen te gaon, want die beiden hebt al overlegd (Sleen)
- praanseln I: Wat heb ij met 'n beiden te praanseln
- rommeln: Zij hebt het niet vlak mit zien beiden; het rommelt er nogal ies (Hoogeveen)
- schief III: Het zit schieve tussen die beiden
- schoegeln: Zie kwammen er met zien beiden nog even anschoegeln (Drouwen)
- smarterig: Die beiden zieden spek hebt tegen mekaar an höngen, zie bint al wat smarterig (Ruinerwold)
- spannen: Het spant niet zo goed tussen die beiden
- standsverschil: Tuschen die beiden was niet veul standsverschil (Sleen)