U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bit"
Resultaten 21 - 25 van 25
- stang: Een lastig pèerd har een lange stang an het bit (Sleen)
- tiezig: Dat peerd is zo tiezig, ik kan hum het bit niet ankriegen (Oosterhesselen)
- toom: Bij een toom heurt het bit, de ring, de knievel, de kinket en de stangen (Sleen)
- wicht I: Dat wicht moet een zwaorder bit anhebben
- zölfs: Hij bit zölfs de leste keurn nog middendeur