U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bouwen"
Resultaten 21 - 40 van 44
- kezien: Wij bint zo wied hen met het bouwen, de keziens staot der op (Sleen)
- lang II: Wij gaot er met het bouwen in het lang bij langs (Stieltjeskanaal)
- leggen: Bij het bouwen van een miete mussen de koppen van de garven altied naor binnen elegd worden (Meppel)
- naogaarder: Bij het bouwen van het eerappelland haj een veurgaarder, een schudder en een naogaarder (Schoonebeek)
- ofsteken: te hoop bouwen
- ofsteken: oet elkander bouwen
- ploegen: bouwen
- rekenderij: Het is een hiele rekenderij, veurdaj een hoes bouwen kunt (Sleen)
- slachterij: Hannes hef hier een neie slachterije laoten bouwen (Havelte)
- stoek I: Stoekies bouwen (Borger)
- striekvoor: Een striekvore hej ook as het laand te nat is um te bouwen (Zuidwolde)
- trip I: Holten trippen, die ze hier vrogger het peerd andeden as ze op nat land an het bouwen gungen (Padhuis)
- twievoors(t): Bij twievoors bouwen: eerst een dunne voor en daor achteran - vaak met een andere ploeg - het unders (Weerdinge)
- umbouwen: Wit (um)bouwen
- undergrondploeg: Een ondergrondsploog veur het deep bouwen (Ruinen)
- undergronds: Ondergronds bouwen
- veenploeg: Een veenploeg was een ploeg um het veen schol te bouwen, mor ok een ploeg arbeiders, die met mekaar (Weerdinge)
- vergunning: Hej al vergunning um te bouwen? (Hijken)
- voegen: Het gung er mal um weg met het bouwen; twee an het plegen en twee an het voegen (Borger)
- voorstien: Aj zo naor de voorstien kiekt, dan is e met het bouwen aordig over de meet gaon (Oosterhesselen)