U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bruloft"
Resultaten 21 - 32 van 32
- oetneudiging: veur de bruloft (Weiteveen)
- ontaorden: Zo'n bruloft kan mooi wezen, mor het ontaordt zo gauw in ruzie en vechterij (Hijken)
- polsen I: Ik zal ies veurzichtig polsen, wat ze hebben wilt met heur bruloft (Oosterhesselen)
- schenken: Op de bruloft mussen de vrouwlu koffie schenken (Barger Oosterveld)
- scheren II: Met een bruloft wuurd er altied touwgien scheerd
- schink: Een schink mus bewaord blieven veur een begraffenis of veur een bruloft (Roderwolde)
- verschot: Hie hef nog een bruloft op verschot (Sleen)
- vieren I: Zie hebben net heur zulvern bruloft vierd (Valthermond)
- vrouwlu: Op die bruloft waren alle vrouwlu in het lang (Beilen)
- waterdrinken: Morgen hew een bruloft, dan ben ik van het waterdrinken of (Klazienaveen)
- zulvern: Vrogger gung der op een bruloft een zulvern braandewienskomme rond met een mooie zulvern lepel der i (Beilen)
- zulvern: De zulvern bruloft (Oosterhesselen)