U zocht voorbeeldzinnen met daarin "café"
Resultaten 21 - 29 van 29
- precario: Wij hadden vrogger een café en mussen bij de gemiente Coevern altied precariorechten betalen veur d (Coevorden)
- sikkern: Hij hef de hiele aovend röstig in het café zitten sikkern (Broekhuizen)
- slingern: Hij slingert nogal gauw een maol op het café an (Sleen)
- tekeergaon: Wat hef die vent gisteraovend tekeergaon in het café (Sleen)
- verjaordag: Hij viert zien verjaordag in een café (Wijster)
- veurzaal: In dat café hebt ze een veurzaal en een achterzaal (Grolloo)
- voorbak: Vroeger bij het café stun altied een voorbak veur het pèerd (Buinen)
- woor: Dat was bij het café, woor aw koffie drunken hebt (Sleen)
- zaal: Bij dat café staait een biljart in de zaol (Emmer Erfscheidenveen)