U zocht voorbeeldzinnen met daarin "deksel"
Resultaten 21 - 24 van 24
- steigerholt: Deksel, dat is een dikke juffer! Een beste veur het steigerholt (Hijken)
- te: Te deksel, wat kan die kerel rieden! (Barger Oosterveld)
- ziedepapier: Ik pakke de deuze (...) uut de halkaste, blaos het stof van het deksel en kieke onder het ziedepapie
- zitgat: Op het zitgat heurt een deksel (Oosterhesselen)