U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dom"
Resultaten 21 - 33 van 33
- koffiebonnentrom: Hie is zo dom as een koffiebonnentrom
- krom: recht wat kroem is, wies wie dom is (Hoogeveen)
- kuken: Dat is een dom kuken
- narries: Zo dom as het achterend van een varken, mar zo wies as narries
- oel: zo dom as een oele (Zuidwolde)
- oelskuken: Doe dom uulskuken, weist doe dat nog neit? (Emmer Erfscheidenveen)
- onneuzel: Hie is dom en onneuzel geboren en hef niks toeleerd (Exlo)
- onverstaand: Och, hef die det ezegd? Det is zo'n onverstaand, die is zo dom as het achterende van een varken (Ruinerwold)
- os: Hij is zo dom as een osse (Coevorden)
- pèerd: Hij hef een dom peerd bereden
- rund: Hij is zo dom as een rund (Hoogeveen)
- saortien: Een saortie is vaak een dom onneuzel wiefie (Hijken)
- zaoterdag: zo dom as een krèei op zaoterdag (Drouwen)