U zocht voorbeeldzinnen met daarin "drieven"
Resultaten 21 - 33 van 33
- opdrieven: Hij giet met op jacht um het wild op te drieven (Erica)
- opdrieven: Ze hooft niet te proberen ons op te drieven, wij doet wat aw kunt (Noordscheschut)
- opwallen: drieven
- pekel: Pekel möt zo dik wezen, der möt een ei op drieven blieven (Sleen)
- rol: De rol wuur in de pekel legd, zo stark dat er een ei op kun drieven (Sleen)
- schieren: Eier schieren weur in lauw water daon. As ze begunden te drieven, waren ze voel (Geesbrug)
- schoeven: drieven
- spot: IJ moet niet overaal de spot met drieven; het kan jezölf ok is een maol overkomen (Eext)
- stroman: Ze warkt mit stromannen um de pries op te drieven (Elim)
- tun: Op de tun met water hadden wij altied een nap drieven (Padhuis)
- vet I: *Het vet wil boven drieven, al is het ok van een hond
- vlotten: Hie lat alles vlotten en drieven
- zolderdriever: Bij het zolder drieven weurden de planken dichter in mekaar dreven met een zolderdriever (Coevorden)