U zocht voorbeeldzinnen met daarin "drup"
Resultaten 21 - 24 van 24
- tapperij: Die hef een stille tapperije, zegt ze van iene, die geregeld een drup an de neuze hef (Ruinerwold)
- toete I: Hij hef een tute mit drup (Barger Compascuum)
- verwèeien: Hie zut er verwèeid oet, hie kan wal een drup ophebben
- veterdrop: Een laank stuk drup is veterdrup (Wapse)