U zocht voorbeeldzinnen met daarin "duur"
Resultaten 21 - 40 van 109
- duur II: Dat is een duur adres (Hollandscheveld)
- egaal: Die kraante is wel duur, mar wij zegt hum niet op, want die koj iengaal niet missen (Koekange)
- foezel: Ie moet die borrel duur betaolen, mor het is foezel
- gedienstig: Aj al te gedienstig binnen, dan bi'j op de duur niet veule meer in de rèken (Meppel)
- geschrief: Op de duur, dan woj het zat, dat geschrief (Norg)
- griezelachtig: Koffie is tegenwoordig griezelachtig duur (Borger)
- haand: Daor duur ik de haanden wel veur in het vuur te stikken (Hoogeveen)
- haand: Daor duur ik de haand wel veur opsteken
- hachten: Het vee is duur, maor het is ook duur om het te hachten
- handwark: Het is wal duur, man het is ok handwark (Nieuw Schoonebeek)
- hardop: Dat duur ik wal hardop zeggen
- heden III: Heden nog an tou, duur ij der nog deur in dit weer (Eexterveen)
- heugtevrees: Ik heb hoogtevrees, ik duur nich naor beneden kieken (Barger Oosterveld)
- hippentrippien: Dat vrouwgien is een duur hippentrippien, ze hef altied de neiste mode um het gat (Uffelte)
- hoed I: Hij hef zien hoed duur verkof (Barger Compascuum)
- hoenderei: De hounderaier wordt duur (Nieuw Schoonebeek)
- huurland: 't Huurland is niet zo duur as 't lösse land
- iets: Het was mij net iets te duur (Weerdinge)
- infokken: Ankopen is hum te duur, hij wil hom der zölf wat infokken (Roderwolde)
- jokken II: 't Gat jokt mij, de botter wordt duur (Wapse)