U zocht voorbeeldzinnen met daarin "eulie"
Resultaten 21 - 35 van 35
- hoed II: Bie dat huidken mot een bitken eulie, want hij wil nich meer in 't rond
- peer: Waor de eulie in zat was de paere
- peil: IJ moet naor het peil van je eulie kieken (Eext)
- pik IV: pik, eulie of dik
- pik IV: pik, eulie of dik
- rèren: Het rad rèert um eulie
- reuteln: De klokke reutelt, der mot ein beetje eulie bie (Emmer Erfscheidenveen)
- schraanderigheid: Doe even een stuk brood in de eulie, dan giet de schraanderigheid der wat of (Sleen)
- schrempen: As een stukkien stoet schrömp, was de eulie klaor (Sleen)
- stoefdamp: As de koe an de wind was, gaf ie ze eerder stoefdampen met eulie (Sleen)
- stroeperig: Wat is dat stroperige eulie (Klazienaveen)
- verlopen I: De waslienpaolen zet e eerst in de verlopen eulie; zie röt dan niet zo gauw (Eext)
- warkschoe: Warkschoenen smèerden ij in met eulie (Weerdinge)
- Wortelboerskruden: waren net as Haarlemmer eulie; overal goed veur (Borger)
- zwevel: Slao-eulie met bloem van zwevel was een middel tegen ringvuur (Hijken)