U zocht voorbeeldzinnen met daarin "feest"
Resultaten 21 - 40 van 111
- feest: Waor feest is, daor is hij ook (Nieuw Schoonebeek)
- feest: De buren maakt overal feest van
- feest: De aovend van het Drentse woordenboek is veur oons allemaole een feest (Vledder)
- feest: Het was mij daor weer mooi feest!
- feest: Dat hef 'n feest west veurdat het veur mekaar was (Klazienaveen)
- feest: Het was feest in de tente!
- feest: Toen hij in huus kwaamp en zag dat er niks an het wark edaone was, was het er groot feest
- feest: Daor is het altied feest
- feest: Het is mörgen het feest van Gerardus Majella
- feest: *Het leven is niet altied feest (Nieuw Amsterdam)
- feestholden: Oenze buren bint ankomen zaoterdag 50 jaor etrouwd en dan holt ze feest (Havelte)
- flikkertiesaovend: Gaoj ok met, want het is flikkertiesaovend: dat is een scharrelaovend veur een groot feest (Stieltjeskanaal)
- gangs: Het feest was nog goud gangs, toen het sloeten was (Emmer Compascuum)
- gedrang: Wij kwamen gistern in Grunning met dat feest in het gedrang terechte (Beilen)
- geheimzinnigheid: Wat een geheimzinnigheid aal over dat feest van mörgenaovend, astond dreit het nog op een keutel oe (Eext)
- gepaard: Zie gungen gepaard hen het feest (Sleen)
- giest: Pinkstern is het feest van de Heilige Geest (Barger Oosterveld)
- glorie: Um tweei uur 's naachts was het feest nog in volle glorie
- hoes: As de katte van huus is, dan viert de moezen feest (Ruinerwold)
- honderd: Honderd um eein geit het feest niet deur