U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gaffel"
Resultaten 21 - 30 van 30
- hekpaol: De hekkepaol laag in een grote gaffel (Diever)
- hoepel: Hoepeltien jagen met een gaffel, vast of lös, wuur een bult daon (Padhuis)
- krunen: al is het mor een slag mit de gaffel
- kruusbongel: gaffel, kruushok, kruusholt
- stok I: Aj met de stok of vlegel dörschten, muj het stro opschudden met een gaffel (Anderen)
- tang: as een tange op een gaffel
- umsmieter: De umsmieter hef een gaffel (Ruinen)
- vlegeldörsen: Een gaffel gebroekten ze vrouger um het stro te keren bie het vlegeldörschen (Barger Oosterveld)
- waffel: gaffel
- wilgenbos: Wij sneden uut de wilgebossen een gaffel (Hoogeveen)