U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gebrek"
Resultaten 21 - 33 van 33
- let II: Der was gien let of gebrek an te zien
- oetschachten: De jonge bol kun neit oetsschachten. Dat is een koopvernietigend gebrek (Peize)
- ofgaond: Hie hef een ofgaond gebrek
- ontbinden: Bij gebrek an leden hebt ze de club ontbunden (Diever)
- onzichtbaar: Een onzichtbaar gebrek is koopvernietigend (Sleen)
- schiefel: Schiefel is een zichtbaor gebrek (Zeyen)
- spotten: IJ mugt niet spotten met een ander zien gebrek (Oosterhesselen)
- verbörgen: Zie hef een verborgen gebrek (Borger)
- verkeerd: Hij hef een verkeerd gebrek (Anloo)
- wan: Der komp gebrek an de wanne
- zichtbaar: Hij hef een zichtbaar gebrek (Zuidwolde)
- ziep: hadden veul mèensen schorft deur gebrek an ziepe (Noordscheschut)
- zoerkoolpot: Ziezo, de zoerkoolpot is vol. Nou he'k van 't winter an zoerkool gien gebrek (Broekhuizen)