U zocht voorbeeldzinnen met daarin "geluk"
Resultaten 21 - 40 van 47
- geluk: Veul geluk gef weinig zörgen (Eext)
- geluk: Het geluk is met de dommen
- geluk: Geluk in het spel,
- geluk: Aine zien geluk is een aander zien ongeluk
- geluk: Een ons geluk is meer as een pond wieshaaid (Roderwolde)
- geluk: Een dubbeltien geluk is mèer as een kwartien wiesheid (Oosterhesselen)
- geluk: Geluk hebben is waarm schieten en het gat niet verbranden (Borger)
- geluk: aovendspin brengt geluk in (Drouwen)
- graotsie: Die hef bij de graotsie, ...gratie Gods geluk had, dat e der zo goed ofkommen is
- land: Met geluk in de hand kuj door het hele land (Anderen)
- lindenboom: Een doef nusselt niet in een iekenboom, wal in een lindenboom; een lindenboom brengt geluk (Sleen)
- louter: Het was louter geluk, dat zie dat kregen (Rolde)
- nao-ogen: Op de markt wil het wel ies gebeuren dat de boer de koopman nao-oogt en hum dan geluk in de rugge ge (De Wijk)
- passiebloem: Aj geluk hebt, bluit de passiebloem met Paosken (Odoorn)
- resten: Der restte mij niks aans as hum maor geluk te geven (Beilen)
- riekdom: *Riekdom brengt gien geluk (Zweelo)
- scharf: *Scharven brengt geluk (Oosterhesselen)
- scheiden: Bij het scheiden van de mark kreeg hij nog geluk (Westerbork)
- schietend: Dei kerel hef zo'n schietende geluk dat ie worden der gewoon misselijk van (Barger Compascuum)
- schoonder(-): Hie hef schoonder geluk had (Stieltjeskanaal)