U zocht voorbeeldzinnen met daarin "geweldig"
Resultaten 21 - 40 van 89
- geweldig: Dat was geweldig mooi aovend (Eexterveen)
- geweldig: Der was een geweldig dik stuk volk (Roderwolde)
- gördelroos: Gordelroos jeukt geweldig (Barger Oosterveld)
- groepspries: Ofzunderlijk waren ze niet zo geweldig, man zie hebt wal de groepspries kregen (Barger Oosterveld)
- groot: Zij hebt een geweldig groot hoes (Nieuw Schoonebeek)
- hard: Het waait geweldig hard (Barger Oosterveld)
- heufdreken: Die kerel kon vrogger geweldig heufdreken (Zwinderen)
- heuifiat: Bij hum giet het geweldig heifiat (Weerdinge)
- hosse: *Hosse, bosse stro/Wie stinkt daor zo?/Dat dut dei olde man/Die zo geweldig stinken kan
- iek: Die ekkelboom drag geweldig
- ienigst: Hij is einigst kind en geweldig verwend (Barger Compascuum)
- ienzaam: Hie woonde daor geweldig ienzaam (Borger)
- inhold: De inhold van de borrel is tegenwoordig geweldig klein (Hijken)
- inslanen: Aj spinazie kokt, dat slaant geweldig in, ij holdt zowat niks over (Sleen)
- inzitten: er geweldig over in, of e wal slaagd was (Sleen)
- kabaal: Kist hom aaltied wel heuren, hij het een geweldig stuk kabaol over zuk (Emmer Erfscheidenveen)
- kerelsachtig: Die is geweldig kerelsachtig, die löp zuk der dood achter (Klazienaveen)
- krullen: Het wil geweldig meien, het krult der of (Sleen)
- lèer I: Hij trök geweldig van leer (Zuidwolde)
- moeten: Hij mot geweldig zingen kunnen (Barger Oosterveld)