U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gezicht"
Resultaten 21 - 40 van 182
- doodskleur: Hie har de doodskleur op het gezicht (Sleen)
- eernsachtig: Hij vertöl 't met een eernsachtig gezicht (Klazienaveen)
- effen I: Hie hef zo'n effen gezicht (Sleen)
- ei: Hie hef een gezicht as een voel ei
- erbarmelijk: Het was een erbarmelijk gezicht
- feng: 'n Feng gezicht in de kop hebben
- fien: De oostenwind sneed je zo fien in het gezicht (Borger)
- flabberachtig: Een flabberachtig gezicht
- flarten: in het gezicht (Rolde)
- fraai: Da's ok een fraai gezicht!
- fraai: Wat zie jij der fraai oet! Jao man, oes kat hef mij in het gezicht krabd (Gasselte)
- gezicht I: Dat wicht hef almaol porren in het gezicht (Oosterhesselen)
- gezicht I: Ik heb de zunne in het gezicht
- gezicht I: Veur dat gezicht zuj op de loop gaon
- gezicht I: Het gezicht komp mie wel bekend veur (Emmer Compascuum)
- gezicht I: Ik ken hum van gezicht (Wijster)
- gezicht I: Dat was een klap in het gezicht
- gezicht I: Hij lat zien goeie gezicht zeein
- gezicht I: Hij lat zien gezicht goed zien
- gezicht I: Ik heb het hum liek in het gezicht zegd (Barger Compascuum)