U zocht voorbeeldzinnen met daarin "groot"
Resultaten 21 - 40 van 281
- bietenauto: Wat is dat een groot gevaorte, die bietenauto (Drouwen)
- blad: As het blad zo groot is as een gulden is er weide (Ruinen)
- boerenheuiklep: Een reus van een kèrel, die een stuk veen oet de zied gooide, zo groot as een boerenheuiklep
- boetenwarks: Boetenwaarks is die schuur niet zo groot (Mantinge)
- boom I: Boompien groot, plaantertien dood (Ruinerwold)
- boord I: Wij bint nog an boord van een groot schip west (Padhuis)
- börg I: den een groot hoes, het leek wal een börcht (Beilen)
- botter I: Kiek ies even as de botter groot is, dan muut ze uutscheiden mit karnen
- botterblad: Botterblad har bla zo groot as een pet (Sleen)
- brood I: Van brood woj groot/Van stoet kriej een dikke toet (Drouwen)
- buus I: IJ hebt later het buus almaol even groot
- dagwark: Een groot dagwark was 60 are, een klein 50 are
- ding: Klaaine dingen worden ook groot (Emmer Compascuum)
- doek: Wij hebt een groot dook veur de deure hangen veur de tocht (Diever)
- draak: Een draok is een groot monster, die vuur oet de bek speit (Eext)
- enkel II: Een groot kaomer met weinig meubels dut wat enkeld an (Anderen)
- even I: Hij is al èven groot as zien va (Ruinerwold)
- feest: Toen hij in huus kwaamp en zag dat er niks an het wark edaone was, was het er groot feest
- femelig: Ik hebbe het niet groot op die lui, ze bint mij te fien en te femelig (Hoogeveen)
- fetsoen: Het is mooi aj oen kiender in fesoen en ere groot kunt brengen (De Wijk)