U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hangen"
Resultaten 21 - 40 van 180
- gevuligheid: Die gevuligheid blif toch lang hangen (Sleen)
- gewoon: *Ie kunt lang genog hangen, aj het mor gewoon bint (Sleen)
- hals: Dat wicht hej aaid an de hals hangen
- hals: Ik zal die alles an de hals hangen! (Barger Compascuum)
- hals: in de hals hangen
- hals: Hie hef hiel wat an de hals, ...an de hals hangen
- hamer II: De hamel wuur vroger hoog in de boom hangen, dan stak het vul de kop later hoog op (Padhuis)
- hang: Zal ik de ketel mar even an de hang hangen, moe? Ik wil gèern wat warm water hebben (Zweelo)
- hangen: Der kan heel wat in de wiemel hangen: worsten, spek, ribben, bolties en zo... (Diever)
- hangen: Vrugger mussen ze de ketel aover het vuur hangen
- hangen: Buien kunt lang hangen blieven en de mist blif bie toeren ok lange hangen (Barger Oosterveld)
- hangen: Hie is an die meid hangen bleven
- hangen: Hij hef in het prikkeldraod hangen
- hangen: Hij hef der wel lang tegenan hangen
- hangen: Ik heb mien jasse door hangen laoten (Zwartemeer)
- hangen: Wij kwammen an de proot, zodoende bin ik een poze blieven hangen
- hangen: Hij bleef hangen an een spieker (Hoogeveen)
- hangen: Hie bleef der an hangen
- hangen: Hie hef het met hangen en wurgen klaorkregen (Buinen)
- hangen: Hij gaait in het gat hangen