U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hart"
Resultaten 21 - 40 van 69
- hart I: Dat giet mij nao an het hart
- hart I: Ze deden dat wark met hart en ziel
- hart I: Hij is timmerman in hart en nieren (Gieten)
- hart I: Bij heur hef zie heur hart uutstört (Weiteveen)
- hart I: Iene wat op het hart binden (Padhuis)
- hart I: Het komp oet een goed hart
- hart I: Heb het hart ies (Padhuis)
- hart I: Zie striekt de haand over het hart
- hart I: Hie beloofde het met de haand op het hart (Sleen)
- hart I: Hie hef een hart as een grauwe arft
- hart I: Het hart lig er hoog in (Norg)
- hart I: Het hart klopt mij achtentachtig (Balloo)
- hart I: Hij hef een groot hart
- hart I: Hij hef het hart op de tong (Hooghalen)
- hart I: Dat giet je deur hart en nieren
- hart I: Het hart van een boom (Sleen)
- hart I: Het hart van de pomp zat vaast
- hart I: Waor het hart vol van is, stroomt de mond van over (Een)
- hart I: Ieder hart hef zien smart (Diever)
- hart I: Wat het oog niet zöt, het hart niet deert