U zocht voorbeeldzinnen met daarin "het"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 21 - 40 van 500
- aanderdaags-: Aj het niet opschrieft, bi'j het aanderdagssmörgens kwiet (Sleen)
- aanderdaags-: Aanderdaogssmörgens muzzen wij het heui weer met de vork umkorrelen (Eext)
- aanderhalf: Aintaands eggen is an mekaor langes, anderhaalftaand is haalf over het veurige hen en dubbeltaand is (Eexterveen)
- aanderworens: Het lag mij bij dat ik hum aanderworens is zeein har (Eext)
- aangenaam: Laot ze der mor blieven, het is mij wel angenaem
- aangenaam: Het is vandaoge angenaom waarm (Emmer Compascuum)
- aanrecht: Het petereulielochie steit op het (a)anrecht (Vries)
- aanrecht: De vrouw stun veur het aanrecht de koppies te wassen (Buinen)
- aans: Het is aans wal 'n klaore kerel, mar hij drinkt nogal
- aans: Het smaokt nich best, man het is nich aans (Roswinkel)
- aans: Het is goed spul, dat is niet aans
- aansum: Do most het breien net aansum anpakken
- aansum: Niet linksum ofslaon bij het kruuspunt, maor net aansum, dus rechtsum (Buinen)
- aap: Het is net een aap, zo kan e naor de boom inkommen (Sleen)
- aap: Het is net een aep op een stokkien
- aap: Het is net een aap op een sliepstien (Odoorn)
- aap: Zie legt de aap in het kamnet (Sleen)
- aap: Hij hef het laand good verkocht, hij hef de aap binnen (Hooghalen)
- aap: Al drag een aap een golden ring, het is en blef een lelijk ding (Zweelo)
- aap: Het bint gien apen die het veurdoet, maar die het naodoet (Nieuw Amsterdam)