U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hielmaol"
Resultaten 21 - 40 van 122
- bijschoeren: Het kamnet stiet niet hielmaol goed, wij moet hum nog wat bijschoeren (Sleen)
- blaker: De blaker van de lamp is hielmaol bewalmd (Stieltjeskanaal)
- blank II: Het laand stiet hielmaol blank
- bloot I: De weg was hielmaol bloot
- bòl IV: De bodem stiet hielmaol bol (Sleen)
- boven: hadden, mussen ij hielmaol hen boven um de koenen op te halen
- bovenin: Ik kun het eerst niet vinden; het lag hielmaol bovenin (Mantinge)
- deurknagen: De knienen hadden de tralies hielmaol deurknaagd (Zwinderen)
- dichttrekken: De locht trök hielmaol dicht (Wijster)
- doffig: Het is hier wal vochtig, want de ramen bint hielmaol doffig (Zweelo)
- domwies: Oh, wat is dat een domwies kèreltien, hie denkt, dat hij hielwat wet, mor hie grip er hielmaol naos (Sleen)
- drellen: As je dat touw lössnobde, dan drelde het hielmaol in mekaar (Sleen)
- flappen: De deur gung zo haard dichtflappen, dat het glas hielmaol stuk was (Borger)
- gerook: Hol toch ies op met dat gerook, de gerdienen wordt mij hielmaol geel (Sleen)
- gevuligheid: Ik har de handen zo kold, de gevuligheid was hielmaol weg (Borger)
- gezicht I: Hie jag hum hielmaol oet het gezicht
- goi: Och goi, daor ha'k non hielmaol niet op rekend (Sleen)
- grauw III: Hie was hielmaol grauw in het gezicht (Weerdinge)
- handeln I: Die jong hef hielmaol verkeerd handeld, hie har nooit met dat wicht trouwen moeten (Emmen)
- harsenbloeding: Hie is hielmaol verlamd, hie hef een harsenbloeding had (Zweelo)