U zocht voorbeeldzinnen met daarin "jacht"
Resultaten 21 - 27 van 27
- jagen: dat pèerd hew al 'n hiel toer met jacht
- knalbus: Hij har zo'n aolde knalbusse en daor gung er mit op jacht (Klazienaveen)
- lopen: Aj de heile dag op jacht lopen hebt, bi'j 's aovends wel mui (Eexterveen)
- meute: Ze gaot vandage weer op jacht met de meute (Klazienaveen)
- opdrieven: Hij giet met op jacht um het wild op te drieven (Erica)
- riemen I: Ien ding kan ik niet riemen, ie magt hum niet en toch gao ie vake mit hum op jacht (Ruinerwold)
- teruggeholden: De hond mus altied terugholden worden op de jacht (Peize)