U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kin"
Resultaten 21 - 40 van 53
- kwabbe: Wat hes do van die dikke kwabbels under de kin, hoe kresse dat (Padhuis)
- lebait: Hij kin neit aan 't waark, hij het lebait (Emmer Erfscheidenveen)
- lichter: Ik wul aan het zaaien, ik kin de lichter niet vinden
- maalderig: Hij is maolderig in de kop, hij kin het neit meer veur mekaor holden (Emmer Erfscheidenveen)
- maggeln: Ik kin nait mooi schrieven, ik maggel mor wat (Tweede Exloërmond)
- maljan: Van dei maaljan kin je zukke raore stekken verwachten (Emmer Erfscheidenveen)
- metbakken: Ik kin mit het vleis wel een stukkie worst mitbakken (Emmer Erfscheidenveen)
- middelmaotig: Hij kin mor middelmaotig metkommen (Emmer Erfscheidenveen)
- mispunt: Van zo'n mispunt kin je zukke streken verwachten (Emmer Erfscheidenveen)
- moes I: Der kin gein moes meer bie
- nak I: Ik kin mien kop neit draaien, ik heb een stieve nekke (Emmer Erfscheidenveen)
- nèeien: Zie kin beter naaien as braaien (Emmer Erfscheidenveen)
- neggekaant: De raofelkaande most zeumen, de neggekaande kin wel zo blieven (Emmer Erfscheidenveen)
- neteldoek: Op nedeldouk kin je borduren (Emmer Compascuum)
- nust: In zo'n nust kin je haost neit meer wonen (Emmer Erfscheidenveen)
- ofbonken: Veurdat het mesien der veur kin, mout het veen eerst ofbonkt worden (Emmer Erfscheidenveen)
- over I: De kin
- pieper(d): Dat is zo'n pieperd, dei kin niks hebben (Emmer Erfscheidenveen)
- rieve I: De rieve löp hum langs de kin (Padhuis)
- schief III: Een scheeive neus en een wrat an de kin (Eext)