U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kleur"
Resultaten 21 - 40 van 67
- iegen II: Die kleur iegent zuk hiel goed veur een jurk (Weerdinge)
- juchtern: Wat hej een rooie kleur! Bi'j an 't jochten west? (Noordscheschut)
- jutpeer: der zit een haarde schel umtoou, die in de zun rood van kleur is en in de scha geel (Eext)
- kalfsvleis: kleur as rundvleis (Sleen)
- keper: De keper is zwart van kleur (Fluitenberg)
- kleur: Ik mag die kleur niet lien (Zuidwolde)
- kleur: In de haarst hef alles een mooie kleur (Norg)
- kleur: Die varve möt op kleur maakt worden (Sleen)
- kleur: Det heui zat kleur noch geur,... gien geur of kleur an (Ruinerwold)
- kleur: Hij hef gien goeie kleur
- kleur: Hie hef 'n kleur as 'n biete (Klazienaveen)
- klienkrallen: Klienkrallen binnen kaantig en rood van kleur (Norg)
- knolbotter: Knolbotter is wit van kleur, gresbotter is geelachtig. IJ kunden wal pruven dat het knol(len)botter (Sleen)
- koorts: Hij hef zoe'n rooie kleur, hij zal wel koorse hebben (Broekhuizen)
- linnen I: Het linnen worde ien meert op de blieke legd um de gèle kleur weg te kriegen (Ruinerwold)
- maak II: Ik mag de kleur wel lien, mor de maok niet
- maizenabrij: Wij kent maizenapap, maizenabrij en maizenapudding. Maizenapap bleef wit en in de pudding zat kleur (Sleen)
- martelingstouw: ...is wat geel van kleur (Hollandscheveld)
- metworst: hef een kleur (Hoogeveen)
- mieterig I: Wat kik dat mèensch mieterig oet, wat hef die een mieterige kleur (Sleen)