U zocht voorbeeldzinnen met daarin "knikker"
Resultaten 21 - 33 van 33
- pottebakker: Een haandgebakken knikker is een porrebakker (Roswinkel)
- rabaster: Een rabaster was een haarde leimen knikker (Gieten)
- samsam: Die knikker hadden wij as kinder samsam (Weerdinge)
- schieten I: Ik scheute de knikker net in het koelegie (Diever)
- schotter: De beste, hardste knikker gebruukte wij veur het anpikspel en wij nuumden dat de schotter (Elim)
- Spaans: Spaans knikkern is een knikker aachter de doem holden (Diever)
- spaker(d): Een spaker was zo'n grote, dikke knikker. Daor mus ie mit anpikken (Hollandscheveld)
- spannen: ...wel zien knikker het wiedst van het koelegie ofleg (Drouwen)
- spatei: Een spatei is een klein, rond eigie, zo dik as een knikker en der zit gien daore in (Coevorden)
- spuitflessien: Doot de knikker van de spuitflesse maor onderuut; ie klikt hum zo hen beneden mit de vinger (Fluitenberg)
- spuitwater: As ie de knikker in zo'n flessie mit spuitwater onderuut drokten, dan was het flessie pas lös (Geesbrug)
- stuiter: een dikke knikker um op de pot te schieten (Pesse)
- wicht II: Wichters bint kleine, blauwe proemen, as een dikke knikker (Broekhuizen)