U zocht voorbeeldzinnen met daarin "koopman"
Resultaten 21 - 34 van 34
- nuren: Boer tegen koopman: Ie nuurt mar an, mar ie kalft nooit (Havelte)
- oetlaan: De koopman was zien spul an het uutlaeden, ...uutlaen (Dwingelo)
- ofdingen: Bij die koopman kuj nog wal is wat ofdingen (Coevorden)
- ofpingeln: As die koopman komp, moej oppassen, want hij wil altied ofpingeln (Gieten)
- ofpriegeln: Bij die koopman kuj altied nog wel wat ofpriegeln (Ekehaar)
- ofslaon: Ik vrugte geld en de koopman sleut mij of (Dwingelo)
- ofspenen: De koopman hef de koe ofspeend (Westerbork)
- onhemmel I: Dat is wal zo'n onhemmel van een koopman; daor hol ik de deur veur dicht (Hooghalen)
- ophèurder: Eerst kwam de opheurder en dan kwam de koopman (Roderwolde)
- pieegien: Asse wij vrogger een pieegien harren, was er wel een koopman in Möppel die ze hebben wol (Ruinerwold)
- rötzooi: Wat die koopman te koop hef, is allemaole rotzooi (Koekange)
- spekjeude: Een spekjeude is een gladekkel, een gehaaide koopman (Dwingelo)
- suker: Ik was die koopman zo zat as sukker (Norg)
- trekken: Die koopman wil altied trekken