U zocht voorbeeldzinnen met daarin "krom"
Resultaten 21 - 33 van 33
- kromiezer: krom
- kromtrekken: Nat holt trekt gauw krom (Barger Oosterveld)
- lakke: (...) en zul ik mij ok nog krom en lam sjouwen, um zo'n grote lakke van een wicht lekker te laoten e
- oord II: Het oord van de ploug is krom (Een)
- pielboog: Zo krom as een pieleboge (Ruinen)
- pissen: Krom benen pist heur op 'n liekst in de hozen (Anderen)
- plaat: Met de novemberstörm wadden de plaoten van zien schuur krom (Eexterveen)
- recht II: Nuum ij die lijnen recht? Zie bint jao zo krom as een klaver (Oosterhesselen)
- schieteboge: Het is zo krom as een schietbaoge (Fluitenberg)
- snieboon: Hij is zo krom as een snieboon (Odoorn)
- traparm: De traparm was krom, hij kwam mie aal tegen de kettenkaste an (Barger Oosterveld)
- trekstang: Ik heb de trekstang krom trokken (Drouwen)
- vermesseln: Die stienen bint zo krom, die kuj haost niet vermesseln (Ekehaar)