U zocht voorbeeldzinnen met daarin "leide"
Resultaten 21 - 33 van 33
- lös I: Het peerd heb ik een poosien an het lösse leide laoten lopen
- mennen: Ie meut hum good in 't leide holden, aans kuj niet mennen (Ruinen)
- moed: Dat peerd zit moed in, die moej goed in de leide holden (Vledder)
- ramshoorn: De leide hangt achter de ramshoorn (Grolloo)
- schoftstuk: Het schoftstuk zit twee ringen an, daor de leide deur kwam (Hijken)
- sleutel: Het leide giet deur de sleutels naor het heufdstel an het bit (Ruinerwold)
- slokken: Hij lat de leide slokken (Westdorp)
- stortkar: Het oor van de sturtkarre könt ze de leide an hangen (Koekange)
- vent: Het is een beste vent, mor ie moet hum good in de leide holden (Hijken)
- veurkist: Met de piep in de braand, leide in de haand, de voeten tegen de veurkiste (...) zo reed ik met boere
- vieren II: Mit jongelu muj 't leide wel is wat laoten vieren
- vreten II: Zet het peerd maar èven an de leide, dan kan hie ok èven vrèten onder het schoft (Hollandscheveld)
- warvel I: In de leide zaten warvels (Odoorn)