U zocht voorbeeldzinnen met daarin "licht"
Resultaten 21 - 40 van 92
- harsenpanne: In het zeeikenhoes hebt ze hum de harsenpan licht en stollen blooud vorthaold bij de harsens (Eext)
- hel II: Dat licht is veul te hel (Roswinkel)
- heufd: Ik bin wat licht ien het heufd, of het griep zal worden? (Ruinerwold)
- hevel: Zet die hevel der maor onder, dan licht ie hum wel (Hoogeveen)
- hol II: De walneute was zo licht, die was vaste hol (Hoogeveen)
- hop I: 't Is zo licht as hoppe (De Wijk)
- infok: 'Neef en nicht vrijt licht' zèden ze vrogger, mar as ze gungen trouwen, dan was der spraoke van inf (Ruinerwold)
- klaampen: De haver worde licht edorst, dat der wat zaod in bleef. Het stro worde dan ehakseld en der worde wat (Hoogeveen)
- kuunstlicht: Vrogger zeden ze tegen electrisch licht van kuunstlicht (Sleen)
- licht I: Ik zie der gien licht mèer in
- licht I: Tussen licht en donker wil ik daor nog even hen (Klazienaveen)
- licht II: Ik schrok zo, het wuur der licht en donker van (Sleen)
- licht II: Daor komp licht en donker ook an
- licht II: Die bruiers verschillen as licht en duuster (Roderwolde)
- licht II: Der was braand, de hiele locht was licht (Sleen)
- licht II: Het is nog nooit zo donker west of het is weer licht worden
- licht III: Schoempies bint mooi licht op het gewicht (Hoogeveen)
- licht III: Dat tilt wel licht op (Klazienaveen)
- licht III: Zo licht as een oel (Eexterveen)
- licht III: De rogge is licht van 't jaor