U zocht voorbeeldzinnen met daarin "linnen"
Resultaten 21 - 29 van 29
- smit: Een smit van zeuven el linnen
- tengel I: Pesennegies weurden ebruukt um linnen op de tengel te slaon veur het behangen (Zuidwolde)
- vertinnen: Vertinde naogels wordt gebruukt veur linnen spannen achter het behang (Zuidlaren)
- wasschupswagen: De wasschupswagen was een linnenwagen. Het linnen weur op zied opbunden en an de beugels kwamen papi (Oosterhesselen)
- watertwist: Waotertwist is linnen veur dichte gerdienen (Zeyen)
- web: Wilm weeft fien linnen, dat paartie boerinnen ok een webbe nuumt
- wietelgoed: ...en wat vlassen linnen en wiedelgoed heurt er bij heur aander kleer
- wol I: Hie preekt deur linnen en wollen hen
- wol I: Hie prat deur wollen en linnen (Exlo)