U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lood"
Resultaten 21 - 38 van 38
- lood: Deur de wiend is de schure uut het lood ezakt (Ruinerwold)
- lood: Hij was oet het lood slagen
- lood: Die löp ok goed uut lood
- lood: In die grote koffiepot möt wal drei lood koffie in (Oosterhesselen)
- paslood: As een neie mure op emesseld wordt, dan muj mit het paslood zien of hij in het lood stiet (Ruinerwold)
- pond: Een pond veren is net zo zwaor as een pond lood (Roswinkel)
- pondig: Die vrouwe is aordig pondig, die kun wel lood in het gat hebben (Broekhuizen)
- pootgoed: Goedgekeurd pootgoed veur transport mot almaol lood worden
- romp: Een lood koffie in het rompie van de koffiemeul doen, en dan malen (Odoorn)
- scherenslieperswief: *Schèrenslieperswieven, die hebben gien nood/ Die drinken de koffie van aanderhalf lood
- schotvrij: Die haze hef gien lood had, hij is schotvrij (Zuidwolde)
- slabbe: Een slabbe lood op de keziens doen (Dwingelo)
- sodemieter: Der moet een nei stuk lood under. Het lekt
- veurgevel: De veurgevel stun oet het lood (Nieuw Schoonebeek)
- veurmuur: De veurmure stiet uut het lood (Zuidwolde)
- welpiep: De welpiep is van lood (Grolloo)
- zachies: Herman löp altied zachies, die hef lood in de klompen (Havelte)
- zoegbuis: De zoegbuis is van lood (Grolloo)