U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mage"
Resultaten 21 - 40 van 40
- mage: Hie hef een deurgevreten mage, hie wordt nooit zat (Sleen)
- mage: Hie hef het an de mage kregen
- melkkost: Hij hef het met de mage, hij mag niks aans hebben as wat melkkost (Coevorden)
- met III: Nee, gien koffie, ik heb het mit de mage (Noordscheschut)
- niks: Niks is beter in de ogen dan in de mage (Noordscheschut)
- oog: as de mage
- opbreken: Mien mage is niet goed in örder, het eten brek mij aal weer op (Beilen)
- opspeulen: De mage kan oe ok opspeulen (Zuidwolde)
- opstand: Ik har honger; mien mage kwam in opstand (Beilen)
- pap II: Hij hef aordig last van de mage; hij lèeft zo'n beetien op pap (Meppel)
- plons: ...dat zo'n kolde plons in de mage vlak veur het naor bedde gaon ook zo lekker niet zul wezen
- rommeln: Het begunt mij in de mage te rommeln (Pesse)
- ruumte: Zien genegenheid giet zowied as de ruumte in zien mage (Pesse)
- slim: Zie hebt mie door wal een slim ding in de mage smeerd (Barger Compascuum)
- snert: Hij har de mage overladen, hij har teveule snert eten (Hijken)
- snert: Snirt valt barre lekker ien een hongerige mage (Ruinerwold)
- umstubben: Geert hef vannacht zien mage umstubt
- verpensen: Hij hef hum verpenst met de mage, hij hef zich helderop zitten te verpensen, ...verpèensen (Beilen)
- warken II: Ik kan niet warken mit een volle mage (Erica)
- zitten: Broen bonen zit stevig in de mage