U zocht voorbeeldzinnen met daarin "makkelijk"
Resultaten 21 - 40 van 73
- indeuken: Zu'n sigaorendeusie kuj makkelijk indeuken (Anloo)
- indrukken: Een leeg blik kuj makkelijk een deuke indrukken (Wapserveen)
- ingaon: Tegen de wind ingaon geeit niet zo makkelijk as van de wind ofgaon (Eext)
- innimmen: Medicienen kan ik altied hiel makkelijk innimmen (Ekehaar)
- insteken: Draod instekken is niet makkelijk (Padhuis)
- kling I: Het kalven gunk niet makkelijk, de kling van de koe was hielemaol op ezet (Broekhuizen)
- kont: De konte van de hekkeboom mus zoveule tegenwicht geven, daj het hekke makkelijk kunden oplichten en (Hoogeveen)
- kortholt: De buurman was an het körtholt hakken op het ies, dan kun hij der makkelijk bij (Hoogeveen)
- laoten I: Het pèerd lat zuk makkelijk vangen (Sleen)
- lichem: Hie hef gien makkelijk lichem
- loes: Op een kale kop is het makkelijk loezen vangen (Sleen)
- lui I: Oonze Jan lui? Nee, maor hij mak zich het wark wel makkelijk (Hoogeveen)
- luiwievenknup: Een luiewievenknuppe kan makkelijk lösgaon, een platte knuppe neet (Diever)
- makkelijk: Dizze leste vraog is makkelijk (Zuidlaren)
- makkelijk: Makkelijk der an, makkelijk der of (Eext)
- makkelijk: Wij kunt het makkelijk doen (Drouwen)
- makkelijk: Maak het je makkelijk (Erica)
- makkelijk: Hie hef een makkelijk leven (Buinen)
- makkelijk: Hij deenkt er nogal makkelijk aover
- mesgang: Een mesgang is makkelijk, dan kuj achter de koenen langs